Moe
Thema: Nachtelijk ouderschap

Moe

Ik ben moe.

Ik ben moe-der en ik heb een moe-ilijke relatie met slapen.

 

Ik behoor tot het type mens dat makkelijk inslaapt, maar dan, halfweg de nacht wakker wordt van haar eigen innerlijke radarwerk. Het moet iets genetisch zijn, getuige de ontelbare keren dat ik mijn vader ’s nachts tegenkwam aan de koelkast. Een ochtendmens ook, in tegenstelling tot mijn man, de nachtraaf. Ik had het kunnen weten dat onze twee oogappels niet ver van de boom gingen vallen.

Toch kostte het ons de hele baby- en peutertijd van onze oudste zoon om ook hier terug te vallen op mijn mantra: “luie ouders hebben altijd gelijk!” (Voor de liefhebbers: google mijn mantra en lees het boek 😉 )

Het zou dus al te gemakkelijk zijn om meteen een lans te breken voor samen slapen met je baby. Ik schets liever het parcours dat we zelf hebben afgelegd.

Dat kleine mannetje in die grote kamer, ver van het warme mamanest.

Zoals over de meeste dingen in die periode, had ik vooraf over nachtelijk babygedrag maar weinig informatie bijeen gesprokkeld. Intuïtief leek het ons wel nogal evident om dat kleine hummeltje ook ’s nachts zo dicht mogelijk bij ons te houden. Onze oudste bleek echter, net als ik, ’s nachts nogal van het hyperalerte type. Geen flauw benul van alle voor- of nadelen, verhuisde hij daarom na amper een paar weken naar z’n eigen kamer. Hoewel dat toen een echte verbetering was voor mijn eigen slaapkwaliteit, vind ik het – achteraf bekeken – toch wat zielig om aan terug te denken.

Dat kleine mannetje in die grote kamer, ver van het warme mamanest. En ik die meermaals per nacht over en weer huppelde om de kleine beer van moedermelk te voorzien. Het was één van de eerste dingen waarvan ik – opnieuw zwanger – dacht: ‘dat kan anders’. Samengevat: ik wou niet meer uit bed komen om de baby te voeden en, mijn innerlijke aap volgend, ‘dit mensenjong hoort bij ons, veilig en geborgen, ook ’s nachts’.

Hij begon de nacht in een zelf gefabriceerde co-sleeper…

Met enige angst ging ik de eerste nachten met onze jongste tegemoet. Waar ik bij de oudste maar niet uit die ‘opperste staat van paraatheid’ geraakte, ging het nu meteen goed. Hij begon de nacht in een zelf gefabriceerde co-sleeper en schoof gaandeweg dichter en dichter naar me toe. Slokje melk, uurtje slapen, baby links, boertje wegwerken, slokje troost, baby rechts, uurtje slapen, mama in de cosleeper… enzoverder. Deze nachtelijke dans zorgde voor een symbiose die ik met mijn oudste ’s nachts nooit voor elkaar kreeg. We bereikten nu ook tijdens de nachtelijke uren, een innige verbondenheid die overdag zo vanzelfsprekend was.

Onze baby is al lang geen baby meer, maar een schoolgaande peuter. Eentje die het warme mamanest ondertussen inruilde voor een eigen bed in zijn eigen kamer (onze nachtelijke dans begon na een goed jaar wat van een nachtelijke rock ’n roll te krijgen). Inslapen gaat nog altijd gepaard met een warm mama- of papalijf dat dicht bij hem (en z’n broer) kruipt. En bijna dagelijks worden we ’s morgens op een onzalig uur gewekt door één of twee paar koude voeten tegen onze benen, uiteraard met een hartstochtelijk pleidooi dat ‘het nu toch echt wel tijd is om op te staan!’

Ik ben moe.

Ik ben moe-der, maar ik geef ze nog wat tijd, daar in ons warme nest van dons. Er komt een dag dat mijn mantra weer van toepassing is. Dan scharrelen ze zelf hun ontbijt bij elkaar en weten ze die TV ook wel te bedienen.

 

Nina Van Acker

 

 

Gerelateerde berichten

Ontvang je graag onze nieuwsbrief boordevol artikels nuttige links en info? Schrijf je dan hier in. Onze nieuwsbrief wordt maximaal 2 keer per maand uitgestuurd.